Rotterdamse familie Van der Leeuw

 

De afstammelingen van Pleun Ariensz

Van der Leeuw (ca 1610)

Een deel van deze familie, te weten de afstammelingen van Willem van der Leeuw (1732) en Heyltje van der Leeuw (1730) werd beschreven in het "Nederlands Patriciaat" (Rotterdamse Geslachten) 15e jaargang 1925 blz. 264-278.

Als eerste noot wordt hierbij vermeld dat in de stamreeks is opgenomen de 1e tot de 6e generatie en verder de genealogie vanaf Willem van der Leeuw: "Van de leden uit voorgaande generaties stammen nog bloeiende takken, welke wij vermeenden wegens onbelangrijkheid niet nader te moeten uitwerken".

Een tweede noot vermeldt dat in het testament van Annetje Joris Groenhout, wed. van Adriaen Dirskz van der Leeuw, verleden 6 oktober 1650 voor notaris J. Duyfhuys te Rotterdam worden vermeld Pleun Ariensz van der Leeuw met zijn kinderen. Deze Pleun Ariensz van der Leeuw was evenwel geen zoon van Adriaen Dirksz van der Leeuw, zoals uit de verdere inhoud van het testament blijkt. Volgens dit testament was het geslacht vermaagschapt aan Hugo du Bois, burgemeester van Rotterdam, Mr. Corn. Cau, advocaat te Den Haag, Dr. Sacharias Sylvius en meerdere bekende Rotterdamse families in die tijd.


Opvallend is het verschil tussen beide takken van de familie. Als we de beroepen van de nakomelingen van Jacobus van der Leeuw nagaan dan blijken dat veelal eenvoudige handwerklieden te zijn als schoenmaker, kleermaker, pakhuisknecht, timmerman, zeilmaker, koperslager, kapper, huisschilder, vuurstoker en kolentremmer.

De nakomelingen van Willem en Heyltje van der Leeuw daarentegen zijn voornamelijk kooplieden, makelaars commissionairs in effecten, fabrikanten enz. Bovendien weten diverse leden van deze familietak goede zaken te doen in Nederlands Indië als planter of koopman. Ook de aangetrouwde familie via de van der Leeuw-dochters blijkt tot de zeer gegoede stand te behoren: wijnkopers, commissionairs burgemeesters, reders, artsen o.a. directeur Emma-ziekenhuis, wnd. Gouverneur-generaal Nederlands Indië en Hoofddirecteur Rijksmuseum, ingenieur Zuiderzeewerken, Hoofdredacteur Vaderland, directeur Aannemingsmaatschappij, Griffier Kantongerecht, President Raad van Justitie enz..

Bovendien blijken in deze familietak diverse predikanten voor te komen.

Voornoemde publicatie in "Nederlands Patriciaat" maakt ook melding van een wapen van de Familie van der Leeuw;

In het "Nederlands Patriciaat" (Rotterdamse Geslachten) 15e jaargang 1925 blz. 264-278 wordt melding gemaakt van een wapen van de Familie van der Leeuw:

Wapen: in zilver een rode leeuw

Helmteken: een zilver-rode vlucht

Dekkleden zilver en rood

Als variant komt voor: een uitkomende rode leeuw


Verder wordt vermeld dat Aart van der Leeuw een afwijkend wapen voerde:

Doorsneden: I in zilver een rode leeuw, houdende tussen de voorpoten een zwart anker, rustende op de snijdingslijn;

II in blauw drie gouden sterren

Helmteken: drie struisveren


 

Bedrijvigheid van de Rotterdamse familie van der Leeuw


Handel in steenkolen, vlas en zaden

Adrianus van der Leeuw (1766-1847) vormt samen met zijn zoon Willem (1803-1864) en de zoon van zijn broer Jacobus, Jeremias (17796-1866) een vennootschap in de handel in steenkolen onder de firma A. van der Leeuw en Zoon en Comp.. Adrianus is overleden (1847) en Jeremias trekt zich in 1863 terug.

In 1863 gaat Willem met zijn zoon Willen Servaas Helenus Eliza (1833-1880) een nieuwe vennootschap aan tot het uitoefenen van de handel in Steenkolen, vlas en zaden onder de oude firmanaam.

Jeremias legt zich toe op makelaardij in assurantiën Zijn zoon Willem wordt in 1864 handlichting verleend in verband met zijn minderjarigheid, tot het voeren van handel in effecten, wissels, ander geldwaardig papier en ter leen verstrekken van gelden, het sluiten van beleningen en assurantiën en te dier zaken alle verbintenissen te sluiten.

Dit bedrijf wordt later door Willem uitgeoefend als lid van de Firma Verboom & Van der Leeuw.

 

De boterhandel

Al voor 1887 bestaat er in Delft een vennootschap onder firma "Aart van der Leeuw & Zoon, die tot doel heeft de boterhandel en hetgeen verder daartoe behoort.

De firmanten zijn Aart van der Leeuw (1818-18920 en zijn zoon Adrianus (1845-?). In 1887 trekt Aart van der Leeuw zich terug. Aangezien dit samenvalt met het beëindigen van het lidmaatschap van de gemeenteraad van Delft in 1887 kan worden aangenomen dat hij het rustiger aan is gaan doen. Hij vertrekt uit Delft en woont tot zijn overlijden in 1892 in Den Haag.

 

Van der Leeuw en de Firma de Erven De Wed. J. van Nelle

De Rotterdamse familie Van der Leeuw en de firma Van Nelle

Slechts weinigen weten dat de firma de Erven De Wed. J. van Nelle, handel in tabak en kruidenierswaren, nog geen 50 jaar (1782-1835) in handen van de Van Nelles is geweest en daarna meer dan 100 jaar (1837-1954) eigendom van de familie Van der Leeuw.

Een en ander is beschreven in "Twee eeuwen met de Weduwe", Geschiedenis van De Erven de Wed. J. van Nelle N.V. 1782-1982 door H.F.W. Bantje. Ook heeft er in Trouw van 1-5-1990 een artikel gestaan van Henny de Lange "Terugblik op de geschiedenis van de Firma van Nelle en de bouw van 'Het Glazen Paleis' o.l.v. Kees van der Leeuw".

 

Van 1782-1811 stond de firma onder leiding van Johannes van Nelle. Van 1811-1813 had zijn weduwe Henrica van Nelle-Brands de leiding. In 1813 werd zij opgevolgd door haar zoon Johannes van Nelle jr. en zijn zwager Abraham Goedkoop.

De firma kreeg toen de naam Firma de Erven de Wed. J. van Nelle.

Na de dood van Johannes van Nelle jr. werden op 1-1-1837 in de firma opgenomen de gebroeders Jacobus Johannes van der Leeuw (1811-1893) en Hendrik van der Leeuw (1813-1839), zoons van Adrianus van der Leeuw, een in Rotterdam gevestigde koopman en kolenhandelaar.

Jacobus Johannes en zijn broer Hendrik vormden reeds de Firma J.J. en H. Van der Leeuw, die negotie bedreef in tabak, sigaren, scheepsvictualiën en kruidenierswaren. Aangezien de Firma Van Nelle negotie bedreef in koffie, thee tabak, snuif, carotten, sigaren enz. lag er een samengaan voor de hand. Toch bleef de Firma J.J. en H. Van der Leeuw nog jarenlang apart bestaan.

Na de door van Abraham Goedkoop en diens vrouw Maria Johanna van Nelle in 1838 nam hun zoon Johannes Jacobus Goedkoop de plaats als firmant over tot 1845, toen zij zich uit de zaak terugtrok. Aangezien Hendrik van der Leeuw in 1839 was overleden, werd Jacobus Johannes van der Leeuw vanaf 1845 enige firmant.

Hij moest hiervoor niet alleen Johannes Jacobus Goedkoop uitkopen, maar ook de andere Erven. Dit waren de twee zusters van Johannes Jacobus, Johanna Hendrica en Maria Goedkoop.

Jacobus bleef aan het hoofd van de onderneming tot 1881, later bijgestaan door

zijn jongste broer Johannes Bronswijk (1822-1854), firmant van 1849-1852,

en zijn zoons Hendrik Johannes (1843-1924), firmant van 1875-1905,

Willem (1847-1901), firmant van 1875-1878,

Marius Adrianus Gabriel (1856-1923), firmant van 1881-1923.

 

Nog later worden in de firma opgenomen de zoon en schoonzoon van Jacobus Johannes jr. namelijk

Pedro Ludwig Alexander (1877-1930), firmant van 1905-1930 en

Anton Henri Jan Canters (1896-1941), firmant van 1909-1941,

en de twee zonen van Marius Adrianus Gabriel namelijk:

Cornelis Hendrik (1890-1973), firmant van 1917-1954, en

Marius Adrianus Gabriel jr. (1894-1936), firmant van 1923-1936.

 

Na de oorlog komt nog in de firma de zoon van Pedro Ludwig Alexander, namelijk

Jacobus Johannes (1918- ), firmant van 1946-1954 en

de stiefzoon van Marius Adrianus Gabriel jr. te weten

Carel Kuyl (1918-), firmant van 1946-1954.

 

Tijdens het langdurig bewind van Jacobus Johannes Sr. Van 1837-1881 voltrok zich ook bij de Firma de Erven de Wed. J. van Nelle de industriële revolutie van de 19e eeuw. In 1864 kwamen de eerst stoomwerktuigen. Ook de omwenteling in het verkeerswezen, spoorlijnen in plaats van trekschuiten en diligence en de komst van stoomboten droegen bij tot vergroting van productie en omzet. Ook de steeds groeiende contacten met Ned. Indië zijn van belang, zowel direct in het kader van de teelten als in de handel. Hierin heeft Jacobus Johannes van der Leeuw een flink aandeel gehad.

Van de overige firmanten kan worden gezegd:

Hendrik Johannes was een zonderlinge man met een rijke fantasie. Hij bedacht vele - Jules Verne -achtige - uitvindingen, met name op het gebied van de luchtvaart. De praktische bruikbaarheid van zijn uitvindingen was -voorzichtig gezegd- problematisch. Hij was een strijder voor de wereldvrede, die hij alleen bereikbaar achtte als er een sterk internationaal politieleger kwam, dat hij onder het opperbevel van de Duits keizer wilde plaatsen. Met behulp van Hendriks uitvindingen zou deze politiemacht te land, ter zee en in de lucht onoverwinnelijk zijn. Hij heeft zijn gedachten hierover en over vele andere zaken neergelegd in brochures, verslagen van lezingen, krantenartikelen ingezonden stukken en adressen aan minister, die verzameld zijn in een boekwerk dat in 1915 is uitgegeven. Hij pleitte daarin voor volkomen geestelijke vrijheid, vrijhandel over de gehele wereld, algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen, een Europese statenbond, crematie, concentratie van de prostitutie en op het gebied van de relatie werkgeverarbeider voor hoge lonen spaarloon, wekelijks spreekuur, medezeggenschap, twee weken vakantie, beloning van ideeën wetten ter bescherming van arbeiders tegen gevolgen van ziekte, ongeval en ouderdom, alsmede voorzieningen voor weduwen en wezen van arbeiders. Hendrik maakte tijdens een zakenreis in Amerika kennis met het eerste begin van het verpakte artikel en het kasregister. Het is de fabriek verpakte artikel (dat een revolutie in de detailhandel zou brengen) vond toepassing in zijn eigen bedrijf.

 

Jacobus Johannes jr. was 17 jaar toen hij als leerling in het bedrijf van zijn vader kwam. In 1875 werd hij in de firma opgenomen. Hij is firmant gebleven tot 1929, dus niet minder dan 54 jaar. Van 1886 tot 1907 was hij lid van de Rotterdamse Kamer van Koophandel. Hij was een behoudend man en van een anekdotische zuinigheid.

 

Pedro Ludwig Alexander, mijnheer Alex, zoals hij werd genoemd, was een zeer beminnelijk mens met ruime belangstelling voor het personeel. Hij had een sterke sociale inslag en bood hulp waar dat nodig was. Een kliniek aan de Overtoom in Amsterdam, die zijn naam draagt, getuigt van zijn filantropie. Bovendien was hij een goed zakenman met een aanzienlijke kennis van de artikelen koffie en thee, die hij in het buitenland, voornamelijk Duitsland, had opgedaan. Hij was het vooral, die reeds kort na zijn intrede in de firma de stoot gegeven heeft tot een enorme uitbreiding van de verkoop van koffie en thee.

 

In 1923 kwam Marinus Adrianus Gabriel Jr., die zich mijnheer Dick, liet noemen. Hij had sinds 1914 een leertijd doorgemaakt in de firma.

Zijn broer Kees (Cornelis Hendrik) was er al sinds 1913 en vanaf 1917 als firmant. Vader Marius was overleden en oom Koos 77 jaar. Zowel Kees als Dick waren sterke persoonlijkheden. De meest markante was Kees. Hij was beslist geen zakelijk genie. Hij voelde eigenlijk niets voor een carrière in het bedrijfsleven. Kees werd na de HBS naar het buitenland gestuurd om een commerciële opleiding te volgen. Terwijl vader Marius dacht dat zijn zoon in Hamburg tussen de koffiebonen zat, schilderde hij in werkelijkheid in Egypte. Hij wilde kunstschilder worden, hield van orgelmuziek en was overtuigd theosoof. Hij was onder meer bevriend met Krishnamurti.

In 1913 riep zijn familie hem terug en droeg hem op plannen te maken voor de bouw van een nieuwe fabriek omdat de oude in de binnenstad uit haar voegen barstte. Kees van der Leeuw had voor die tijd zeer vooruitstrevende denkbeelden over menselijke arbeid in fabrieken. Hij was voorzitter van een organisatie die zich sterk maakte voor menselijker arbeidsomstandigheden. De nieuwbouw was een voor hem uitgelezen kans zijn ideeën in praktijk te brengen. In 1930 was het klaar en uit de hele wereld kwam men kijken naar het "Glazen Paleis".

In 1931 vertrekt Kees naar Wenen waar hij bij Freud en Adler psychiatrie gaat studeren. In 1939 promoveert hij tot doctor in de psychiatrie. In 1940 kwam Kees terug in Rotterdam met een aanstelling als psychiater in de kliniek Maasoord op zak. Maar hij moest van de familie eerst orde op zaken stellen, er was niemand anders.

De boedel van de Weduwe ging inmiddels hollend achteruit. Enkele firmanten stierven kort na elkaar. Vooral de dood van broer Dick kwam hard aan. In 1933 werd al gedacht over een omzetting van de vennootschap onder firma in een naamloze vennootschap, waarvan de aandelen geheel zouden berusten bij de leden van de familie van der Leeuw. Het ondernemingskapitaal was in handen van de twee takken van de familie, de kinderen van J.J. van der Leeuw en die van M.A.G. van der Leeuw, waartussen het evenwicht nauwkeurig in stand werd gehouden.

 

De oorlog verhinderde een grondige reorganisatie. Daarna had Kees het te druk met in zijn ogen belangrijker zaken: de wederopbouw van Rotterdam. Van der Leeuw verzamelde mensen om zich heen die net als hij voorstander waren van een nieuw Rotterdam waarin de lijnen van het Nieuwe Bouwen zouden domineren.

Op 1 oktober 1954 is het definitief afgelopen: de laatste vertegenwoordigers van de familie Van der Leeuw verlaten het bedrijf en ook gedelegeerd commissaris Kees van der Leeuw. Hij wordt president-curator van de TH in Delft.

Van Nelle wordt een NV.

In 1976 komt het bedrijf in handen van het Amerikaanse Standard Brands, wordt in 1985 weer zelfstandig en gaat in 1988 samen met Douwe Egberts.

 

De activiteiten van de Van der Leeuw-en in Nederlands Oost-Indië

 

De eerste die naar Nederlands Indië vertrekt om daar handel te gaan drijven is Aart van der Leeuw (1809-18930. In februari 1868 nemen deze Aart en zijn broer Jacobus Johannes (1811-1893), de oudste Van Nelle-man, als commanditairen deel in de firma Homans, Scheepmaker en Cie te Soerabaja. Deze firma ging over tot de aankoop van gronden en de fabriek 'Alkmaar' in de residentie Passoeroean en de tabaksonderneming Homans en De Blij te Blitar.

In april 1876 worden de hangende zaken tussen van Nelle en Homans en Co afgewikkeld. De ondernemingen te Blitar en Malang gaan dan in eigendom van Van Nelle over.

 

In 1875 wordt Willem van der Leeuw (1847-1901) in de Firma de Erven de Wed. J. van Nelle opgenomen en naar Amerika en Indië gezonden.

Hij is een moeilijke jongen, heeft geen zinzicht in zaken en levert verliezen op. Vader Koos stuurt dan Koos jr. (Jacobus Johannes 1846-1929) naar Indië en het komt tot een breuk.

Willem treedt uit de Firma de Erven de Wed. J. van Nelle. Later richt Willem de firma W. van der Leeuw en Co op. Hij is niet zo succesvol als de andere Van der Leeuw-en. Hij wordt achtervolgd door schuldeisers en faillissementen.

Op 30 september 1888 seponeert Koos Sr. Bij de notaris het volgende, na zijn dood te openen document:

 "Daar de dood ook mij spoedig kan wegnemen, zoo wensch ik niet te sterven voor ik als christen mijnen zoon Willem alles wat hij mij heeft aangedaan vergeef.

Ik herroep geen enkel woord van mijnen brief van juni 1882, maar vergeef hem en wil niet dat hij na mijnen dood met mijnen vloek bezwaard blijft, hopende dat hij de goede God zal bidden om vergiffenis voor het verdriet zijn ouders en broeders aangedaan en voortaan een braaf en eerlik leven zal voeren. Ik had hem vroeger zo hartelijk lief.

J.J. van der Leeuw"

Bij akte van 24 juli 1899 vormen de broers en zuster, ter voldoening van een uitdrukkelijke wens van wijlen hun vader een fonds om uit de rente daarvan hun broer Willem, diens eventuele weduwe en hun kinderen te ondersteunen.

 

Inmiddels waren in Indië ook andere activiteiten gestart. Op 28 december 1875 worden door Aart van der Leeuw jr (1850-1919) en J.J. van der Leeuw sr. en Aart van der Leeuw sr. de vennootschap onder Firma van der Leeuw en Co. opgericht te Soerabaja. Aart jr is beherend vennoot en de beide senioren nemen met een commanditair kapitaal deel.

In april 1876 wordt de tabaksonderneming Pingersarie gekocht waar H. Th. Van Lennep als administrateur wordt aangesteld.

De Firma van der Leeuw en Co voldoet niet aan de verwachtingen en in 1880 valt het besluit tot liquidatie. Aart van der Leeuw vestigt zich als notaris in Poerworedjo.

 Adrianus Bronswijk (1851-1909) is in 1876 administrateur van de koffieonderneming "De Woeste Gronden" en de afdeling Bentjé. Willem Hendrik van der Leeuw is administrateur van Blitar.

 In 1881 worden de tabakondernemingen Blitar, Woeste Gronden, Pingersarie en Malang verkocht. Hendrik (1843-1924), Koos jr. (1846-1929) en Marius (1856-1923) richten de commanditaire vennootschap "Karang Redj" op, met het doel deze koffieonderneming in de residentie Kedriri te exploiteren. De drie broers zijn beherende vennoten, als commanditaire vennoten treden op o.a. J.J. van der Leeuw sr. en Aart van der Leeuw sr..

De belangrijkste onderneming is de tabaksonderneming Poerbolingo in Midden Java.

 


Van der Leeuw in Australië

Een nakomeling van Pleun Ariensz Van der Leeuw, Johannes van der Leeuw (1905) vestigt zich in 1951 in Australië met zijn echtgenote Maria van Seventer en dochter Maria Johanna (1934) en zoon Willem (1935).

Willem trouwt in 1959 met de Australische Anne Reid en zij krijgen 3 kinderen en hebben in 2019 12 kleinkinderen en 6 achterkleinkinderen. Voor meer informatie: awvdl2@gmail.com (Willem van der Leeuw).